woensdag 6 april 2011

Wat is kindertheologie? Deel 3

Eerder schreef ik al dat kindertheologie het theologiseren van, met en voor kinderen bestudeert. Ik realiseer me nu dat dit flink vaag is. Want verstaan we onder van of met of voor kinderen?

Theologie van kinderen
zijn de duidingen die kinderen zelf inbrengen of (be)denken. Het mooiste en meest respectvolle voor het kind is dat het kind de kans krijgt om in al haar onbevangenheid als een échte vanzelfsprekende theoloog over die duidingen te vertellen. Niet omdat we het zo schattig vinden, maar omdat de duidingen van het kind net zo leerzaam, zo niet leerzamer kunnen zijn dan die van volwassenen.

Theologie met kinderen
is dat je de duidingen van kinderen oppakt en in respectvol gesprek brengt met volwassenen of andere kinderen. Op die manier krijgen kinderen de kans om hun eigen theologie verder te scherpen.

Theologie voor kinderen
is dat je bijbelse, historische of ethische elementen, duidingen en visies aan kinderen voorlegt. Zoals wel vaker gezegd wordt: das Kind ist Frage im Person. Dat betekent dat een kind van nature die elementen, duidingen en visies zal willen onderzoeken en wil toevoegen aan de eigen theologie. Bij dit laatste is één grote valkuil: de autoriteit. Wie met autoriteit tegen kinderen spreekt (zoals een leraar die een kind straf geeft of die het leert om de tafel van 4 op te zeggen) ontneemt kinderen de kans om zich creatief te verhouden tot de elementen, duidingen en visies die het hoort.

Tot zover voor nu...

Kindertheologie - eerste achteraf-gedachte

Hoewel morgen nog een hele studiedag volgt, hier alvast een eerste achteraf-gedachte. Misschien wat meer als een 'reminder-to-self' om verder over na te denken. Maar misschien ook bruikbaar voor anderen.

Zoals dr. Sturla Sagberg in zijn presentatie min of meer vertelde is de situatie in heel Europa min of meer hetzelfde: kinderen kunnen niet alles wat ze zouden moeten kunnen om het religieuze taalspel binnen te treden. In het ene land omdat dat land pas recent openlijk christelijk kon worden. In het andere land omdat het eigenlijk totaal niet meer christelijk is.

Dat betekent dat kinderen in heel Europa vooral het niet-religieuze taalspel beheersen. De uitdaging is overal om kinderen, ouders, leraren, catecheten en iedereen die met kinderen werkt toe te rusten om dat religieuze taalspel weer te gaan beheersen.

Dat stelt eisen aan alles wat een rol speelt bij het theologiseren met kinderen: de (catechese)juf of -meester, de ruimte van de catechese, het verhaal, de spullen die je voor de werkvormen gebruikt, de sfeer. Alles moet erop ingericht zijn om kinderen te stimuleren vragen te stellen en antwoorden te geven. Daarbij speelt de eigen verantwoordelijkheid van het kind een belangrijke rol. Alleen zo kan het theologiseren van, voor en met kinderen gestimuleerd worden.

Wat een goede juf of meester is, kun je misschien wel de kernvraag van de kindertheologie noemen. Maar het zou best eens zo kunnen zijn dat voor alle andere elementen meer onderzoek nodig is. Dat kan 'by trial and error' zoals dr. Dana Hanesova liet zien bij haar zoektocht naar hoe je kindertheologie nou eigenlijk doet. Het kan ook door trial, error en good practices te bestuderen. Het zoeken is in elk geval nog niet gereed.

Kindertheologie en kleuters

Dr. Joke Maex geeft les aan toekomstige kleuterlera(a)r(ess)en in Vlaanderen. Hoewel de titel anders doet vermoeden (en dat was waarom ik zo uitzag naar deze presentatie), gaat de presentatie vooral over de uitdagingen die ontstaan als ze kleuterdocenten wil leren hoe zij het godsdienstonderwijs in hun klas vorm kunnen geven. Maar daarmee is de lezing niet minder interessant.

In Vlaanderen is het godsdienstonderwijs aan kleuters minder gereguleerd dan bij oudere leeftijdsgroepen. Het hoort een logisch onderdeel te zijn van het normale curriculum van leren over dieren, dinosaurussen etcetera. Dat vraagt van leraren dat ze in gewone situaties ruimte kunnen zien voor het religieuze.

Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Net als in Nederland hebben veel kleuteronderwijzers in België eerder een VMBO-niveau dan HAVO of VWO. En net als in Nederland is de maatschappij verregaand geseculariseerd, waardoor het religieuze taalspel steeds minder in de maatschappij aanwezig is. Bovendien blijken veel toekomstige onderwijzers vooral mythisch-letterlijk te geloven en veel moeite te hebben om geloofsbeelden ook symbolisch te bekijken.

Op al deze terreinen verschillen de toekomstige kleuteronderwijzers in België waarschijnlijk maar weinig van de doorsnee kerkelijke vrijwilliger (of ouder) in Nederland. Toch is het noodzakelijk deze uitdagingen het hoofd te bieden willen zij de ouders verder kunnen brengen. Maex neemt daarom haar toevlucht tot beeldende kunsten. Niet zozeer door haar studenten te laten kijken, maar door hen (net zoals zij later zouden kunnen doen) aan de slag te laten gaan met afval-kunst en het scheppingsverhaal, of met bibliodrama en het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Die kunstvormen zorgen ervoor dat de studenten hun eigen beelden bij het verhaal creëren - soms in een kritisch tegenover, soms in een nieuwsgierig verkennen.

Op dat moment beginnen de studenten met symboliseren, en leren ze langzaam om ruimte voor het religieuze te zien in hun eigen werkzaamheden. Wat wij hiervan kunnen leren? Eigenlijk is het gewoon een good practice van hoe je met ouders, catecheten en kinderen/catechisanten aan de slag kunt gaan om hen te leren sporen van het religieuze in hun eigen leven te vinden.

Kindertheologie uitgelegd met een film

In het afgelopen jaar is de Waalse filmmaker en godsdienstpedagogisch adviseur Guy Rainotte bezig geweest met het in beeld brengen van kindertheologie. Het doel: Waalse godsdienstonderwijzers laten zien hoe kindertheologie werkt. Daarvoor heeft hij toonaangevende godsdienstpedagogen geïnterviewd en klassen waarin men (al dan niet toevallig) op een goede manier met kindertheologie bezig was in beeld gebracht. Natuurlijk valt er over zo'n film veel te zeggen. Maar beelden zeggen vaak meer dan duizend woorden. Vandaar de trailer. Helaas is hij in het Frans, maar aan een Duitse versie wordt gewerkt...


Tijdens de studiedag zal Rainotte zijn film opnieuw presenteren. Een idee voor de JOP-collega's om in te schatten of wij er ook iets mee kunnen???

Kindertheologie: het Noordwesten en Oosten van Europa vergeleken


Ik had beloofd nog stil te staan bij de situatie in Noordwest-Europa in vergelijking met bijvoorbeeld Oost-Europese landen.

In het Oosten (met name Polen) is het christendom alom tegenwoordig. Dat is niet vanzelfsprekend, omdat nog niet eens zo lang geleden alle religie verboden was. In zekere zin is men de kerk daar nog aan het opbouwen. In een ronde tafelgesprek met (hoofdzakelijk) Nederlanders en Oost-Europeanen bleek dat de kerk voor hen een plek van vrijheid is – tegenover de onvoorstelbare onderdrukking die zij jaren in het publieke leven ervaren hebben. In Nederland is het echter precies andersom. Velen hebben onderdrukking ervaren in de kerken (of ervaren die nog) en vinden vrijheid in het dagelijks leven. Daar kunnen en mogen ze meer dan ze in de kerk denken te kunnen en mogen. Het is een beeld dat zelfs onder Nederlandse theologen niet onbekend is.

Tegelijkertijd zijn er ook overeenkomsten – bijvoorbeeld tussen Nederland en Polen. Net als in Nederland wordt geloofsopvoeding in de thuissituatie belangrijk gevonden, maar net als in Nederland weten ouders niet precies hoe ze dat moeten doen. Dr. Elzbieta Osewska laat in haar presentatie zien hoe zij en haar collega’s werken aan ‘happy families’ waarin liefde en compassie een rol spelen en werkelijk wordt omgezien naar kinderen. Daarvoor wordt systematisch en doelgericht gezocht naar alle mogelijke manieren om gezinnen te ondersteunen: vanuit jeugdgroepen, scholen, kerkgemeenschappen, oudergroepen en familiestructuren. Hoewel geloven in onze samenleving een minder grote rol speelt, kan juist die systematische doelgerichtheid voor ons een belangrijk voorbeeld zijn, en bijvoorbeeld een aansporing om de banden met scholen (zowel christelijke als openbare) nauwer aan te halen.

Een ander voorbeeld kan de manier zijn waarop men in Oost-Europa omgaat met religieuze gebruiken. Waar bij ons (zelfs in de kerk) veel mensen beschroomd zijn om met kinderen te zingen of te bidden, speelt dat onder andere in het godsdienstonderwijs in Oost-Europa een veel grotere rol. Onderzoek van dr. Dana Hanesova laat zien dat in Polen 72,5% van de godsdienstleraren christelijke liederen zingt met zijn leerlingen (tegenover 1% in Nederland). En bidden gebeurt in Polen zelfs in 95,4% van de gevallen tegenover 7% in Nederland. Tegelijkertijd ondersteunt allerlei onderzoek in Noordwest-Europa de stelling dat kinderen en jongeren zelf wel degelijk bidden en daar belang aan hechten. Mede daarom kan ook de onbevangenheid van onze Oost-Europese collega’s een inspirerend voorbeeld voor ons zijn.

dinsdag 5 april 2011

Conferentie kindertheologie - Intermezzo

Het is jullie vast al opgevallen. In mijn posts komt nogal eens de afkorting dr. voor. En dat zijn dan toonaangevende doctors  uit heel Europa. Mij viel het ook op, maar iets eerder dan jullie - namelijk toen ik het programma en de deelnemerslijst ontving + de opmerking dat de voertaal Engels zou zijn.

Ik moet zeggen: het maakte mij wel nederig. Want daar zit je dan als simpele kersverse doctorandus (of tegenwoordig: Master of Arts). Natuurlijk had ik al wel enige kennis op het gebied van kindertheologie, en was met name dr. Henk Kuindersma (JOP's huis-academicus) zeer geïnteresseerd in en verrast door mijn afstudeerwerk. Maar het schrijven van een scriptie is toch wat anders dan een internationale conferentie met tal van mensen die hun sporen verdiend hebben op dit gebied en elkaar her en der in het academische wereldje tegenkomen.

Bovendien: toen ik ooit mondeling Engels deed haalde ik met de hakken over de sloot een voldoende. En mijn Duits (want er zijn veel Duitsers aanwezig)... tsja... daar heb ik zelfs nooit eindexamen in durven doen...

Maar hoe nederig ik me ook voelde. Het valt eigenlijk alles mee. Henk Kuindersma is geen uitzondering. Het feit dat ik daadwerkelijk wetenschappelijk empirisch onderzoek heb gedaan en in de praktijk werk en adviseer zien mensen als iets positiefs. Zelfs door die 'grote wetenschappers' wordt soms mijn praktisch-professionele JOP-advies gevraagd en met een opgelucht gezicht geaccepteerd en mee naar huis genomen. En aan alle kanten klinkt de roep om het niet bij mijn Master-thesis te laten maar vooral door te blijven vragen en zoeken (geen idee of ik dat wel wil, want ik hou ook best veel van het praktische JOP-werk).

En dan die talen... tsja... zelfs al waren Duits en Engels niet mijn beste vakken, ik prijs me gelukkig dat ik niet de officiële voertaal hoef te verlaten om in mijn moedertaal te spreken. En dat ik de mensen (doctores en professoren (!)) die dat wel moeten ook gewoon kan verstaan en zelfs in hun moedertaal kan bevragen of beantwoorden. Hadden mijn docenten indertijd dan geen gelijk, hebben televisie, internet en theologische literatuur mijn woordenschat en grammatica verbeterd, of heb ik gewoon net iets meer talenlef? Ik heb geen idee.

Ik ben trouwens niet de enige pas afgestudeerde theoloog. Uit België en Duitsland kwamen de PhD-studenten Machteld en Veronika met hun professoren mee. Ze zitten nog aan het begin van hun promotie-onderzoek en zijn minstens zo groen in het internationale academische wereldje als ik. En die professoren zelf... zelfs die schelen in leeftijd niet veel met mij. Alles is betrekkelijk.

Kindertheologie en taalspelen

De presentatie van dr. Evert Jonker was misschien wel de meest levendige presentatie tot nu toe. De introductie van het aspect van de taalspelen vormde daar geen uitzondering op.

Al springend van links naar rechts demonstreerde Jonker op memorabele wijze dat je in de kindertheologie constant van het ene naar het andere taalspel springt (en dat op zichzelf is natuurlijk ook alweer een spel). Het ene moment spreek je over de tastbare tijd en ruimte, het andere moment verbind je het (samen met de kinderen) met de mysteries van het leven. Het ene moment gaat het over het begin, het andere moment over de schepping. Het ene moment spreek je over het einde, het andere over het eschaton. Als catecheet of godsdienstonderwijzer moet je heen en weer kunnen springen tussen de taal van het gewone leven en de taal van geloven.

Want in catechese gaat het om een ultimate environment die zich achter de werkelijke wereld bevindt. Dat is de wereld van geesten, goden, geloof en emoties. Die wereld is echter alleen te begrijpen als je in de werkelijke wereld begint. En dat is meteen ook het lastige: over die ultimate environment kun je zowel in religieuze taal als in gewone taal spreken. Met religieuze taal ontstaat er echter extra diepgang.  

Natuurlijk kun je daar veel vragen bij stellen (zo stel ik), want is die diepgang wel echt nodig, en kunnen kinderen die diepgang nog wel begrijpen, óf zou je met gewone woorden uitgesproken in de juiste sfeer en setting niet evenzeer bij de ultimate environment uit kunnen komen. Genoeg om nog verder over te denken...

Dr. Brian Gates doet lange termijn onderzoek naar het gebruik van religieuze taal in Engeland. In zijn oorspronkelijke onderzoek kwam Gates al tot de conclusie dat kinderen vanzelfsprekende theologen zijn: het beheersen van geloofstaal is deel van hun wezen. Eén van de eerste mogelijke conclusies van Gates' vervolgonderzoek is dat kinderen die ooit zijn grootgebracht in een bepaald religieus taalspel dit in de rest van hun leven nooit meer kwijtraken. Toch is hij niet positief als het gaat om het leren van zulke taalspelen. Hij stelt vast dat steeds minder docenten in staat zijn (in elk geval in Engeland) om de sprongen tussen de taalspelen te maken. Hij ziet een tendens die Duitse, Nederlandse en Belgische aanwezigen delen: namelijk dat leerkrachten (als gevolg van secularisatie en afnemende religieuze betrokkenheid) steeds minder vertrouwen hebben in hun eigen beheersing van religieuze taal en dat ze twijfelen om deze in te brengen in het gesprek tijdens het godsdienstonderwijs.

Gates legt daarom een grote verantwoordelijkheid neer bij de leiders van geloofsgemeenschappen. Zij moeten prioriteit geven aan het religieuze taalspel en dat nieuw leven inblazen.  Gebeurt dat niet, dan zullen geloofstaal en kerk langzaam uitfaden en zullen kinderen en volwassenen niet langer meer vanzelfsprekende theologen zijn. Dit dreigende failliet van de geloofstaal eist van geloofsgemeenschappen dat ze snel invoelend en creatief worden. Ze moeten uit hun eigen schulp kruipen en actief op zoek gaan naar links met het godsdienstonderwijs op openbare én christelijke scholen. En ze moeten onderwijzers weer leren dat het in religies gaat om menselijke ervaringen en communicatie - zelfs als die communicatie via mobiele telefoons en internet verloopt.

Kindertheologie en de kindertheoloog

Naast de aspecten tijd en ruimte noemt dr. Evert Jonker ook het contact en de mensen die bij dat contact betrokken zijn als belangrijke aspecten van een krachtige leeromgeving.

Alleen een leider/coach/gesprekspartner die goed contact heeft met de kinderen kan verhalen ritualiseren: passende woorden, emoties en expressies geven aan gevoelens in de verhalen. En met 'passend' bedoelt Jonker (of ben ik het zelf? - ik denk wij beiden) niet zozeer 'passend bij de traditie' alswel 'passend bij de gesprekspartners'. In een vertelling geef je woorden aan de vertelling die in je hart leeft (je eigen stabiele narratieve identiteit). Maar welke woorden je precies kiest en hoe je die uitspreekt is afhankelijk van je gesprekspartner. Bij de één ben je woest-enthousiast, bij de ander gevoelig en ingetogen. Beide vormen zijn echter een uitdrukkingsvorm van jouw identiteit én het verhaal dat jij belangrijk genoeg vindt om te vertellen.


De presentatie die dr. Elisabeth Haakedal later op de dag geeft sluit hierbij aan. Zij doet verslag van de religieuze ontwikkeling die Sofie doormaakte op haar weg door het middelbaar onderwijs. Haakedal noemt het godsdienstonderwijs dat Sofie ontving een voorbeeld van goed godsdienstonderwijs. Haar docent was op het juiste moment complimenteus en stimulerend, stelde op het juiste moment de juiste vragen en wist op het juiste moment de juiste nuancewijziging aan te brengen in het vaste Noorse curriculum of dat curriculum zelfs te verlaten. Het gaat Haakedal echter te ver om alle credits aan de docent te geven, ook tekst- en werkboek zelf hebben een hoge kwaliteit. En mogelijk dat Sofie min of meer een toevalstreffer was. Maar zelfs dan was het een voorbeeld van goed godsdienstonderwijs, want misschien moet je niet willen verwachten dat je bij iedereen succes hebt.

Overigens is het voorbeeld van Sofie een interessant voorbeeld: een religieus geïnteresseerd meisje dat groot is gebracht met een vorm van private religion, met als voorbeelden een moslim-vader en een christelijke moeder, die bovendien van elkaar scheidden toen Sofie 13 was. Op dat moment verhuisde zij met haar moeder vanuit 'een islamitisch land' terug naar Noorwegen.

In de volgende post meer aandacht voor een laatste element uit de presentatie van Evert Jonker.

Kindertheologie en de dimensies van tijd en ruimte

In deze conferentie staat de leeromgeving waarin het kindertheologisch gesprek plaatsvindt centraal. En eigenlijk al in de lezing van dr. Evert Jonker komen alle aspecten aan de orde. In deze post begin ik met twee van die aspecten: tijd en ruimte.

Kinderen leven in het hier en nu. Terwijl Jonker het zegt, zitten de toehoorders instemmend te knikken. Voor iedereen is herkenbaar dat jongeren zich minder dan volwassenen (en pubers) bezig houden met vroeger of later (tijd). Ze gaan aan de slag met wat ze nu tegenkomen.

Vaak is dat zo tastbaar als de ruimte waarin ze zijn en de spullen die daar te vinden zijn (het tweede element). En eigenlijk is elke ruimte geschikt. Jonker loopt druk gebarend door de conferentiezaal en wijst een plek aan waar je bibliodrama kunt doen, een plek voor een spel, één voor rustig praten, één voor knutselen en één voor gebed. Hoewel je bij de aankleding van de conferentieruimte niet direct aan kinderen denkt, is het door zijn levendige presentatie gemakkelijk voorstelbaar. Als ik 's avonds tijdens het diner nog wat met Jonker doorpraat komt mijn eigen basiscatechesegroep (10-12 jaar) ter sprake. Zij creëerden met grote kussens die toevallig in hun ruimte (een vergaderzaal) lagen een ruimte waarin zij konden relaxen, kletsen, spelen, leren en (in het bijzonder) mediteren en bidden. Ook kinderen kunnen eigen verantwoordelijkheid aan, is onze conclusie - en soms nemen ze die zelfs zelf. Ik prijs me gelukkig dat ik ze die verantwoordelijkheid niet heb afgenomen, het komt de catecheses ten goede.

In volgende posts meer over andere aspecten, en ten slotte (zoals eerder beloofd) een bezinning op de verschillen tussen landen.

Wat is kindertheologie, deel 2

Via Twitter vroeg Andrea_knd me om nog eens verder uit te leggen wat kindertheologie is. Is het: in gesprek gaan met kinderen over godsbeelden naar aanleiding van kindertekeningen, of is het toch iets anders?
Het voorbeeld dat Andrea aanhaalt is een goed voorbeeld van kindertheologie. Nog vanmorgen vertelde dr. Brian Gates over een onderzoek waarin hij die werkvorm gebruikt. Maar kindertheologie gaat verder dan godsbeelden. Ook ethiek, symbolen, bijbelverhalen etc. zijn onderwerpen die in de kindertheologie aan de orde kunnen komen. Eigenlijk is kindertheologie meer een 'state of mind' en een 'state of heart'. Het gaat om het creëren van een situatie waarin kinderen zich werkelijk kunnen verhouden tot geloven en alles wat daarmee te maken heeft, en leren zich het religieuze taalspel eigen te maken. De kindertheologie maakt ruimte voor de religieuze en theologische ontwikkeling van kinderen zonder hen meteen volwassen beelden en ideeën te willen 'opdringen'.
Dat betekent:
- luisteren naar de vragen en verhalen van kinderen
- je openstellen voor de stem van de kinderen in het gesprek (met hen praten ipv tegen of over hen)
- hen de kans geven om zelfstandig te denken
- vragen over God en geloven in het centrum stellen (het blijft theologie)
- rekening houden met de verschillende leerstijlen van kinderen
(uit de lezing van dr. Elzbieta Osewska)
Het leren van geloven en het leren van zo'n taalspel is niet eenvoudig. Ik hoop later vandaag te reflecteren op problemen waar wij in o.a. Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk tegenaan lopen in vergelijking tot de situatie in landen als Polen en Noorwegen.

maandag 4 april 2011

Kindertheologie in Nederland en elders (verschillen)

Kindertheologie is een internationale wetenschappelijke stroming. Op de conferentie bevinden zich o.a. mensen uit Duitsland, Noorwegen, België, Groot-Brittanië en Nederland. Omdat kindertheologie Duitse wortels heeft, is de focus van veel van die wetenschappers vergelijkbaar: het godsdienstonderwijs op school.

En dat is niet zo gek, want eigenlijk is de Nederlandse situatie uniek ten opzichte van de ons omringende landen. Waar we in Nederland een scherpe scheiding hebben tussen kerk en staat, is in veel andere landen (ook op openbare scholen) het godsdienstonderwijs verplicht. En daar onder de professionals in die scholen komen als eerste de vragen en problemen op.

De unieke Nederlandse situatie maakt dat mijn focus op de conferentie ook vrij uniek is: geloofsopvoeding in de kerk in relatie tot geloofsopvoeding thuis (en eventueel ook in relatie tot de school). Dat levert mooie gesprekken op en veel interesse in mijn werk bij JOP, mijn werk in Haarlem en mijn Bachelor- en Masterscripties. Blijkbaar zijn wij in Nederland verder op het gebied van (het denken over) de kerkelijke godsdienstpedagogiek dan in de ons omringende landen.

Tegelijkertijd is er ook voor ons/mij veel te halen. Zo is men in Dortmund bezig met een mooi breed onderzoek waarin onder andere narrativiteit/creatief schrijven een grote rol speelt en zie ik erg uit naar de lezing van Dr. Joke Maex (godsdienstpedagoge aan de Katholieke Hogeschool Kempen) over kindertheologie in het kleuteronderwijs - een leeftijdsgroep die we in Nederland in de kerk eigenlijk nog teveel laten liggen.

Hoe dan ook - genoeg te doen en te leren. Morgen meer...

Wat is kindertheologie?

Misschien is het wel handig om even iets over kindertheologie in het algemeen te vertellen. Kindertheologie ontstond rond 1994 in Duitsland. Tot die tijd waren het de volwassenen die tegen kinderen zeiden wat en hoe ze moesten geloven. een mensvormig godsbeeld (zoals God als de oude man met de witte baard) werd door veel godsdienstpedagogen bijvoorbeeld als minderwaardig gezien. zo'n beeld moest in een paar doeltreffende stappen worden gecorrigeerd.

Een aantal Duitse theologen zoals Gerhard Büttner en Anton Bucher ontdekte echter dat achter dat soort ontwikkelingsfase-gebonden concepten vaak theologische gedachten en gevoelens schuilgingen waar volwassenen nog veel van kunnen leren.

De kindertheologie als wetenschappelijke stroming houdt zich daarom bezig met het theologiseren van, voor en met kinderen.

Conferentie kindertheologie

Dezer dagen bezoek ik namens JOP de internationale conferentie voor kindertheologie in Kampen. Een mooie gelegenheid om met dit weblog te beginnen (en misschien ook weer te eindigen - dat weet je nooit). In elk geval zal ik deze blogspot gebruiken om verslag te doen van de conferentie en zo met collega's, vrijwilligers, en vele anderen  iets te delen over deze relatief nieuwe stroming binnen de godsdienstpedagogiek.